streken, in Herstal bij Luik werd geboren), uiteen gevallen in talloze kleine staten, staatjes, hertogdommen, en graafschappen die ieder voor kortere of langere tijd een zekere zelfstandigheid en onafhankelijkheid verwierven. De rest van zijn Rijk onderging hetzelfde lot.
Van wereldrijk tot totale versnippering.Toen Karel de Grote op 28 januari 814, thans bijna 1200 jaar geleden, in het naburige Aken overleed, was er in de verste verte nog geen sprake van de tegenwoordige zelfstandige landen zoals Nederland, België, Duitsland, Engeland, Frankrijk of Italië. Hij regeerde over één groot rijk dat zich uitstrekte over geheel Zuid- en West- Europa. Hij had zijn Rijk ingedeeld in gouwen, die door graven namens de keizer werden bestuurd. Het gebied van de tegenwoordige Limburgen, aan weerszijden van de Maas, waar 750 jaar later voor het eerst de naam "Schulpen" verscheen, werd aangeduid als de Maasgouw. Zodra de macht van de opvolgers van Karel de Grote begon af te brokkelen, gingen de bestuurders, de graven, zich hoe langer hoe meer te gedragen als zelfstandig opererende kleine heersers in hun eigen gebied. Dit proces duurde eeuwen en zou uitgroeien tot de hiervoren bedoelde graafschappen, hertogdommen en andere vorstendommetjes en vrijstaatjes.
Een jaar vöör zijn overlijden kroonde Karel de Grote zijn enig overgebleven zoon Lodewijk tot keizer. Deze kroning vond plaats in Aken, dat toen de belangrijkste keizerlijke residentie was. Enkele jaren later benoemde Lodewijk zijn oudste zoon Lotharis, dus een kleinzoon van Karel de Grote, tot medekeizer.
Het Maas- Rijngebied bleef verschillende generaties lang voor de Karolingers, de opvolgers van Karel de Grote, een bijzonder geliefde streek. Hijzelf was in Herstal bij Luik, even ten zuiden van Maastricht geboren en in Aken tot keizer gekroond. Hij overleed er en werd er ook begraven. Ook zijn zoon Lodewijk en zijn kleinzoon Lotharis werden er tot keizer gekroond. Een reeks van koningen verbleef voor langere tijd in Aken, Maastricht, Meerssen en in de Voerstreek. Hendrik l verbleef in 928 te Maastricht. Otto l verbleef in 941 en 942 in Visé, Nijmegen en Aken. Later, in 966 was hij weer in Maastricht te vinden. Nog later werden Otto II, Otto III en Hendrik II hier regelmatig gesignaleerd. De streek rondom Meerssen bij Maastricht was een geliefd jachtgebied, maar vooral een belangrijk conferentie - oord waar onderhandeld werd en waar verdragen werden gesloten. U ziet dus dat binnen een afstand van enkele tientallen kilometers van het latere woongebied van de Schulpen's, en waar een kleine duizend jaar later de provincie Limburg zou ontstaan, wereldpolitiek werd bedreven!
Het Rijk van Karel de Grote hield in zijn oorspronkelijke staat niet lang stand. Al in 843 werd het in drie stukken verdeeld, het Westelijk Rijk, het Oostelijk Rijk en het Middenrijk of Lotharingen, waartoe ook onze streken behoorden. In het jaar 870 werd nog het verdrag van Meerssen gesloten waarbij alles weer werd opgedeeld in een Westelijk en een Oostelijk Rijk, West- Francië en Oost- Francië, waaruit eeuwen later Frankrijk en Duitsland zouden ontstaan.
Het bleef echter rommelen tussen de erfgenamen. Onder keizer Arnulf, een kleinzoon van Karel, verscheen wederom Lotharingen op de kaart. De keizer benoemde in het jaar 896 zijn bastaardzoon Swentibold tot koning. Deze Swentibold is tot op heden een bekend figuur gebleven in het land van Sittard, Born en Susteren. Hij resideerde hoofdzakelijk op zijn kasteel te Born, enkele kilometers ten zuidwesten van Susteren en Dieteren. Op 13 Augustus van het jaar 900 sneuvelde hij in een veldslag bij de Maas ter hoogte van Sittard. Zijn tegenstanders waren aanhangers van zijn halfbroer. Hij werd bijgezet in de abdijkerk van Susteren, waar zijn 3 dochters, volgens de legende, door abdis Amelberga verder werden opgevoed.
Intussen maakten de regionale graven en hertogen zich hoe langer hoe hoe meer los van het centrale gezag. De hertogdommen, maar ook de bisdommen die wereldlijke macht gingen vergaren, verwierven een vergaande zelfstandigheid ten opzichte van de landsheer, de koning of keizer. Voortdurend werden er tussen de regionale heersers onderlinge ruzies en oorlogen uitgevochten, waarmee de ridders en legeraanvoerders uit die tijd hun dagelijks brood verdienden. De ene veldtocht volgde op de andere, en veel politieke testamenten werden niet uitgevoerd of aangevochten. En telkens weer werden de gewapende conflicten afgewisseld met onderling gekonkel en duistere bondgenootschappen. Deze droegen dan weer de kiem in zich om uit te groeien tot nieuwe gewapende conflicten. De gewone bevolking, die niets te vertellen had en part noch deel had aan deze gang van zaken, was doorlopend het slachtoffer van deze landje- pik mentaliteit. Men kan zich de toenmalige situatie het beste voorstellen als de toestand van een gebied, dat bewoond werd door eenzelfde slag mensen, meest armzalige plattelanders, en waarvan de deelgebieden beheerd werden (voor eigen rekening en ten eigen bate!), door grondeigenaren die men tegenwoordig krijgsheren zou noemen. Deze krijgsheren, de graven en hertogen, waren grondeigenaar in de meest letterlijke zin van het woord. Zij beschikten niet alleen over de grond zelf, maar